159 Ad hominem
Stel, je ben een polemiek – een woordenstrijd – met iemand begonnen. Je kunt dan kiezen voor twee dingen: je aanval richten op wat diegene schrijft, of op wie het schrijft. In dat laatste geval spreken we van ‘een ad hominem’ (een afkorting van het Latijnse argumentum ad hominem: een argument dat op de persoon gericht is).
Een ad hominem kan de vorm krijgen van een belediging of een verdachtmaking: “Wat je net zei klopt niet, want je bent een zeiksnor”. Of: “Wat je net zei klopt niet, want je bent een leugenaar”.
Een tegenstander die de polemiek inhoudelijk wil houden, kan eigenlijk niks met zo’n ad hominem. Maar in een pennenstrijd tussen schrijvers waarin de emoties hoog op kunnen lopen wordt een ‘ad hominem’ wel vaak ingezet, omdat ze misschien inhoudelijk niet verdiepen, maar wel erg effectief zijn. In deze oefeningen leren we je hoe een ‘ad homimen’ werkt, en hoe je ze af kan weren in een polemiek, en mogelijk zelfs een draai kunt geven zodat het toch weer over de inhoud gaat.
Een ad hominem kan – hoe spijtig dit ook is – grote effecten hebben. Dus is het nuttig de aanval op je persoon te leren ontwijken. Het is verleidelijk te reageren met óók een ad hominem-argument:
Bijvoorbeeld:
– Spreker A: De winsten op neusdruppels gaan alle perken te buiten. Er moet regelgeving komen.
– Spreker B: Moet jij zeggen, met zo’n dikke neus jaag jij er maandelijks aardig wat flesjes doorheen.
– Spreker A: Dat dacht je maar, ik woon niet in zo’n tochtig krot als jij, ben dus ook nooit verkouden zoals jij.
Spreker A kan beter kan zeggen:
– Dit is geen argument tegen regelgeving, maar een aanval op mijn persoon. Wil je bij het onderwerp blijven, alstjeblieft?
Waarom is dat beter? Niet alleen omdat je de kans hebt dat het daarna weer over de inhoud gaat, maar ook omdat je de degene die een ad hominem inbracht, daarop expliciet aanspreekt. In een discussie waar anderen getuigen van zijn, bijvoorbeeld in een polemiek, kun je zo het (lezers))publiek voor je winnen. Want iemand die zich van een ad hominem bedient, maakt zich er meestal niet populairder op.
- Schrijf nu zelf een respons van spreker A op spreker B waarmee je de discussie weer terug probeert te brengen naar de inhoud:
– Spreker A: Dat vrouwen ’s avonds laat alleen over straat kunnen, is het probleem van mannen, niet van vrouwen.
– Spreker B: Daar weet jij niets van, je zou eens moeten weten waar wij als mannen mee te dealen hebben ’s avonds laat.
– Spreker A: ….
Het hoofddoel van een ad homimen is altijd de andere spreker de mond te snoeren, en een uitwisseling van ideeën en gedachten onmogelijk te maken. Dat kun je doen door met een ad hominem de discussie weg te leiden van de inhoud, maar je kunt met een ad hominem ook:
1. de tegenstander uit balans brengen
2. het publiek beïnvloeden door twijfel te zaaien
3. het debat laten ontsporen door boosheid en andere emoties op te wekken
4. en dus: de aandacht afleiden van de inhoud
Bijvoorbeeld:
– Spreker A: Belastingontduiking is een van de ergste en breedst verspreide vormen van criminele activiteit.
1. de tegenstander uit balans brengen
– Spreker B: u heeft geen recht van spreken want u heeft met uw salaris nooit geldproblemen.
2. het publiek beïnvloeden door twijfel te zaaien
– Spreker B: u houdt échte criminelen de hand boven het hoofd, en daar betalen ze u waarschijnlijk voor.
3. het debat te laten ontsporen door boosheid op te wekken
– Spreker B: u staat te preken als een ouderwetse dominee die buiten de maatschappij staat. Meneer heeft ineens een stichtelijke mening en wij moeten allemaal maar jaknikken, wat is dit voor schertsvertoning?
4. de aandacht afleiden van de inhoud
– Spreker B: u heeft toch zelf ook wel eens een bonnetje teveel gedeclareerd? Ik zie dat u lacht. Laten we het over belangrijker zaken hebben.
- Schrijf nu een vervolg op spreker A vanuit elk van die 4 aanvalstactieken. Je schrijft dus 4 keer een vervolgzin voor spreker B die spreker A iedere keer op een andere manier de mond probeert te snoeren.
– Spreker A: Het is volstrekt duidelijk dat als je iemand Nederlands wilt leren die thuis Engels spreekt, of Arabisch, je moet stimuleren dat er bij diegene thuis alleen maar Engels wordt gesproken, of Arabisch. Een tweede taal leren gaat namelijk veel beter als je thuis een eerste taal goed aangeleerd hebt gekregen.
– Spreker B:
Er zijn meerdere technieken om een ad hominem vorm te geven, we geven er hier drie:
1. De aanval op iemands karakter, door te zeggen dat die iemand bij een bepaalde groep hoort waar de verkeerde conclusie uit getrokken wordt. Bijvoorbeeld: ‘Ben je voor vrouwenrechten? Dan ben je geen echte man! ‘
2. De aanval op iemands achtergrond of geaardheid, waar ook weer de verkeerde conclusies uit wordt getrokken. Bijvoorbeeld: ‘Jij bent geen vrouw, dus jij kunt niet meepraten over vrouwenrechten!’
3. De aanval op iemands principes, ook wel: de jij-bak. Bijvoorbeeld: Hoe kun jij nu voor vrouwenrechten zijn, je hebt een moeder die nog altijd je was doet!’.
Beantwoord onderstaande zin, alsof je Spreker B bent, met twaalf zinnen, uit elke categorie eentje (a.b.c.d.) en met gebruikmaking van elk van de 3 technieken.
– Spreker A: Sporten is gezond, maar af en toe naar het theater of de bioscoop is net zo belangrijk.
doel a. techniek 1.
doel a. techniek 2.
doel a. techniek 3.
doel b. techniek 1.
doel b. techniek 2.
doel b. techniek 3.
doel c. techniek 1.
doel c. techniek 2.
doel c. techniek 3.
doel d. techniek 1.
doel d. techniek 2.
doel d. techniek 3.
- Maaike Korpershoek (2026). 6 drogredenen. Filosofie Magazine.
- F. H. van Eemeren en R. Grootendorst (1991). ‘Drogredenen: Op de man spelen: het argumentum ad hominem’, Onze Taal, 14-16.
- Debatinstituut, Drogredenen herkennen.


