161 Sarren

Sarren doe je om iemand – met woorden – te prikken, net zolang tot diegene iets zegt of dat wat-ie verborgen wilde houden. Je sart omdat je iemand uit de tent wilt lokken, kleur wil laten bekennen, uit zijn rol wil laten vallen, van zijn stuk te brengen: allemaal uitdrukking die aangeven dat sarren iemand ontregelt, uit zijn normale doen haalt. 

Sarren doe je door gemene prikjes uit te delen. Door iemand te porren met iets wat diegene raakt. Sarren is iets anders dan pesten of plagen, maar heeft van elk van beide wel iets weg:

– pesten doe je om iemand schade toe te brengen. 
– plagen doe je om iemand op speelse, humorvolle manier op iets te wijzen.

Sarren heeft iets gemeens, maar je kan het best doen met het idee dat iemand er uiteindelijk beter van wordt. Omdat iemand door jouw gesar na gaat denken, of iets zegt wat beter niet verborgen kon blijven.

Het kunst van sarren is: herhaling. Door steeds maar weer prikjes uit te delen, raakt iemand geprikkeld. Op een gegeven moment wordt dat die iemand te veel, en schiet die uit z’n slof – nog zo’n uitdrukking die aangeeft dat iemand ontregeld is. Dan heeft het gesar zijn doel bereikt.

In deze oefening leer je de herhaling gebruiken om als schrijver te sarren. 

Onder het pseudoniem Patrick Demompere besprak de schrijver, dichter en criticus Gerrit Komrij in 1997 Rozen op ijs van de Vlaamse auteur Monika van Paemel. Komrij vindt het geen goed boek, en ziet het als zijn taak als recensent om het boek uitvoerig in de grond te stampen. Dat doet hij door te sarren. Hij herhaalt steeds de naam van Van Paemel, en varieert daarop om zijn punten van kritiek te maken.

  • Kijk de kunst van het sarren bij Komrij af door:
    • onderstaand fragment uit die recensie te lezen;
    • voor jezelf een lijstje met Komrij’s kritiekpunten te maken. Aan welke speling op haar naam koppelt hij welk kritiekpunt vast?
    • en wat vind je van die koppeling

De nieuwe roman Rozen op ijs van Monika van Paemel had beter Spam! kunnen heten, zo groot is de hoeveelheid ongevraagde en ongewenste tekst die we hier door onze gleuf krijgen geduwd.

(…)

Vierhonderd-en-zeventien bladzijden. (…)
Hoe krijgt een trol zo’n dik boek vol?
Door maar aan te zeveren, aan te palaveren, aan te meieren. Haar geliefde stijlfiguur is de driedelige variatie, gescheiden door een komma. ‘De verdrongen tranen, de krop in je keel, dingen die voorbij zin maar niet overgaan.’ ‘Je leefde in een glazen huis, je zag alles maar kon er niet bij, er zat een onzichtbare wand tussem jezelf en de dingen.’
Ik zou het een drietrapsraket willen noemen, als het geval maar eens de lucht in ging. ‘Mensen waren niet wie ze voorgaven te zijn, dingen leken op wat ze niet waren, het viel niet mee echt van onecht te onderscheiden.’ Van Paemel, Van Paemel, wat is dat voor gestamel.
Ze kauwt en herkauwt. Ze zevert en herzevert. Ze poneert en herponeert. Ligt er een cliché op de lip? Meepakken. Klopt er een gemeenplaats aan de deur? Binnenlaten.
‘Maar het wezen van de liefde is zo dat je niet alleen houdt van wat je wordt gegeven of van wat je bewondert, maar ook van wat je wordt onthouden, van wat je beschaamt, of van wat je afwijst. Schoonheid zonder vlekje is steriel.’
Kijk eens aan. Ik draag een baseballcap, anders riep ik: chapeau!
Nog zo’n voorbeeld om je denkbeeldige hoed voor af te nemen: ‘(De mensen) mochten zich dan in hun hoogmomed verbeelden boven alle andere schepsels te staan en het leven in hun greep te hebben omdat ze dood en vernielingen konden zaaien, maar niets was minder waar. Zij bleven afhankelijk van lucht en water, hun kwetsbare lichamen moesten worden beschermd en gevoed. Het bange hart wilde zich geliefd weten, zij waren afhankelijk van elkaar.’ Het wemelt van zulke voorbeelden. Van Paemel, Van Paemel, de shit die ik verzamel.
De poeslieve gifmengster op de achterkant [=de foto van de auteur achterop het boek] grossiert eveneens in gevleugelde woorden en gezegden. Om haar vierhonderd-en-zeventien bladzijden gevuld te krijgen heeft ze zowat het hele spreekwoorden boek der lage landen geplunderd. Kinderen zijn hinderen. Geef ze een vinger en ze nemen de hele hand. De tijd gaat snel, gebruik hem wel. (…) Heus waar, al die spreekwoorden en nog veel meer, ze staan er in, in haar vuistdikke boek. Van Paemel, Van Paemel, wat is je vulsel schamel. (…)
Het boek is zeer geschikt, overigens, om er op schoot het beeldscherm van je laptop mee op ooghoogte te stellen.

Komrij verwijt Van Paemel voornamelijk dat ze  heel veel cliché’s gebruikt, daardoor nauwelijks origineel is, maar daardoor ook onnodig veel woorden gebruikt. Het boek lijkt daardoor wel op spam.

  • Doe nu alsof jij op een uitgeverij werkt, en Van Paemel helpt betere zinnen te schrijven. Hoe zouden de onderstaande zinnen van haar verbeterd kunnen worden, als je Komrij’s kritiek ter harte neemt en in je voordeel gebruikt?
    • Schrijf je verbeterde versie van de zinnen op.
    • En schrijf daarbij wat notities voor Van Paemel: waarom is jouw versie beter?
  1. De verdrongen tranen, de krop in je keel, dingen die voorbij zin maar niet overgaan.
  2. Je leefde in een glazen huis, je zag alles maar kon er niet bij, er zat een onzichtbare wand tussem jezelf en de dingen.
  3. Mensen waren niet wie ze voorgaven te zijn, dingen leken op wat ze niet waren, het viel niet mee echt van onecht te onderscheiden.
  4. Maar het wezen van de liefde is zo dat je niet alleen houdt van wat je wordt gegeven of van wat je bewondert, maar ook van wat je wordt onthouden, van wat je beschaamt, of van wat je afwijst. Schoonheid zonder vlekje is steriel.
  5. De mensen mochten zich dan in hun hoogmoed verbeelden boven alle andere schepsels te staan en het leven in hun greep te hebben omdat ze dood en vernielingen konden zaaien, maar niets was minder waar. Zij bleven afhankelijk van lucht en water, hun kwetsbare lichamen moesten worden beschermd en gevoed. Het bange hart wilde zich geliefd weten, zij waren afhankelijk van elkaar.

Komrij sart Van Paemel, door steeds haar naam te herhalen:
Van Paemel, Van Paemel, wat is dat voor gestamel.
Van Paemel, Van Paemel, de shit die ik verzamel.
Van Paemel, Van Paemel, wat is je vulsel schamel.

In de rest van de recensie gaat hij daarmee door:
Van Pummel, Van Pummel, wat is dat voor gelummel
Van Pommel, Van Pommel, wat hoor ik voor gerommel
Van Piemel, Van Piemel, wat is dat voor gewriemel.

  • Nu ben jij nog steeds de redacteur van Van Paemel, maar denk jij dat Komrij’s recensie niet te gebruiken is voor de verbetering van haar stijl, maar gebruikt kan worden om Komrij zelf een lesje te leren. Hoe zou jij, op jouw beurt, Komrij kunnen sarren met wat hij schrijft?
    • lees het stuk nog eens door en bedenk welke slechte eigenschappen , of gedrag of belachelijke meningen Komrij laat zien;
    • verzin een paar op zijn achternaam rijmende zinnen waarin jouw kritiek op hem doorklinkt.
Zoek een nieuwe oefening
Neem contact met ons op