102 Denken over dingen
Het eindproduct van deze oefening is een door jou geschreven tekst. Of het een gedicht wordt, een betoog, een heel profielwerkstuk of een woedende brief, mag je zelf bepalen. Het gaat erom dat je jezelf afvraagt wat jij ervan vindt en wat je erbij voelt. Lees je dingen waar je twijfels bij hebt, die je nader wilt onderzoeken, of ken je een grappig verhaal over dit onderwerp dat je leuk vindt om te vertellen? Heb je een eigen zienswijze op het onderwerp? Het mag allemaal.
Dingen zijn rare dingen. Mensen houden van dingen. Een modieuze tas, een nieuwe pet, een fotoboek met alle soorten papegaaien, of een rood sokkenmandje dat vroeger van je oma was – zonder dingen kunnen we niet leven. Maar wat is een ding? Een ding is maar een ding. Kijk om je heen: we leven in een wereld vol dingen. Goed dus om hier eens bij stil te staan.
Neem je lichaam. Je bent een persoon, met intelligentie, een persoonlijkheid en een ziel. Maar je bent ook een ding. Een lichaam. Een lichaam dat je hebt, dat ruimte inneemt, en je vast kunt pakken.
Toch wil niemand een ding zijn, want een ding is passief. Er kan mee gesold worden (onvoorzichtig mee omgegaan). Gegooid, zomaar meegenomen, vernield, en sowieso nooit om de mening gevraagd. Zoals we een ding (zoals een koffiezetapparaat) ge-bruiken, zo kunnen we het ook mis-bruiken, door er vla in te gieten of door het als krukje te gebruiken.
Als je een gezellige vader hebt, ga je misschien wel eens tegen hem aan zitten op de bank, als jullie samen een serie kijken. Lekker warm. Hij is als persoon even gezellig als je niet tegen hem aan zit, maar tegen zijn lijf aanleunen (alsof het een dik kussen is) is toch nèt iets gezelliger.
Als je je tot iemand aangetrokken voelt – of zelfs verliefd bent – vind je die persoon niet enkel fijn om ‘bij in de buurt’ te zijn. Je wilt die persoon ook aanraken, vastpakken. Het ‘ding-achtige’ van die persoon is daarin juist belangrijk. Zo iemand noem je dan ook ‘een lekker ding.’
Marc groet ’s morgens de dingen
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood op de tafel
dag visserke-vis met de pet
pet en pijp
van het visserke-vis
goeiendag
DAA-AG VIS
dag lieve vis
dag klein visselijn mijn.
Dit is een beroemd gedicht van de dichter Paul van Ostaijen, die vernieuwend was (hij deed dat voor het eerst) omdat hij heel speels dichtte. In zijn tijd waren gedichten overwegend ernstig en rijmend. Van Ostaijen brak daarmee door lichtvoetig (luchtig) en ook over alledaagse zaken te schrijven.
Het gedicht hierboven is dan ook gemakkelijk te begrijpen: er is een mannelijk persoon genaamd Marc die ’s morgens een aantal dingen groet: de dichtregels zijn de zinnen die hij uitspreekt. Zeer waarschijnlijk is Marc een kind, want volwassenen doen dit niet zo gauw. Ook kunnen we vaststellen dat Marc niet arm is (maar ook niet per se rijk), aangezien hij meubels heeft, een beschilderde vaas, brood om te eten, en een vis. Zit de vis in een vissenkom? Of ligt hij op tafel? Of is het een fantasie-vis, iets dat op een vis lijkt? Een fantasie-vis, omdat hij een pet draagt en pijp rookt? We weten het niet.
Maar nu: is de vis een ding? Marc groet immers de dingen, waaronder de vis. Zijn dieren dingen? Nee, zul je zeggen. Toch behandelt de hedendaagse voedselindustrie de dieren meer als dingen dan als levende wezens. De ding-achtigheid van een dier is kennelijk groter dan de ding-achtigheid van een mens.
Als je meer wilt weten over hoe dat zou komen, kun je dit essay lezen van de schrijfster Lynn Berger: Voor de wet zijn dieren hetzelfde als dingen. Blijft dat zo?.
Afgezien van de dieren die doodgemaakt worden om op te eten, en dus als dingen worden behandeld, zijn ze op een bepaalde manier wel degelijk ding: dieren kun je kopen. Mensen niet. Althans, nú niet meer, aangezien slavernij (pas 103 jaar geleden!) verboden is, en wel precies om deze reden: een mens is geen ding (en kan dus niet verhandeld worden).
Hoezeer iedere honden- of kattenbezitter zal zeggen dat hun huisdier een persoonlijkheid heeft, een vriend is, een eigen wil heeft, toch is de hond aangeschaft bij een hondenfokker, voor bijvoorbeeld €230 inclusief vaccinaties. Je kunt een gezellige vader niet kopen, maar een hond wel. Waarom lopen honden niet gewoon los in de wereld rond en bepalen ze zelf bij wie ze willen wonen?
Zo zie je maar. Hoewel ‘een ding zijn’ negatief wordt gewaardeerd, zitten er ook voordelen aan. Voor mensen (omdat ze aangeraakt kunnen worden), voor dieren (omdat ze elke dag van hetzelfde baasje eten krijgen, en kunnen rekenen op woonruimte), en voor de dingen zelf.
*Wetenschappers zijn erachter gekomen dat de vis met de pet en de pijp op een schilderij van een bevriende schilder stond. Maar dat staat niet in het gedicht, dus eigenlijk weten wij dat niet.
Zoals gezegd, mensen houden van dingen. Soms zelfs iets te veel, als ze een gevangenisstraf riskeren (daardoor misschien in de gevangenis belanden) door dingen te stelen die ze graag willen hebben, zoals horloges, buitenboordmotoren en zonnebrillen. Dingen die niemand echt nodig heeft, want je kunt ook aan iemand de tijd vragen, een zeil op je boot zetten of lekker in de schaduw gaan zitten.
Nog raarder eigenlijk is het dat je je aan dingen kunt hechten. Je wilt absoluut niet dat ze ooit uit jouw leven verdwijnen. Vaak is dat omdat ze aan een persoon (het porseleinen paardenbeeldje van je oma) of een gebeurtenis (de schelp die je op het strand vond) vastzitten. Maar ook omdat ze gewoon zijn wat ze zijn, en zich aan jou en jouw leven hebben vastgeklampt (stevig vastgehouden): een versleten zwempak of een onhandig rugzakje.
We kunnen concluderen dat de grens tussen niet-levende dingen en levende wezens toch niet zo helder is. Je kunt van dingen houden zoals je van mensen houdt en je kunt aan ze hechten. Tegelijk heb je veel plezier van de ding-achtigheid van dieren en mensen, die in onze fantasie reusachtige vormen aan kan nemen.
Ieder mens droomt over macht. Wie wil niet eens een CEO zijn, de coach van het eerste team, de koningin, de filmregisseur? Het lekkere aan macht is, het geeft handelingsvrijheid (de macht om te doen wat je wilt) en controle over situaties, en dat willen we allemaal. Geen enkele dictator geeft zijn positie zomaar op, want voor de dictator zelf is het leven tamelijk ideaal. Voor iedereen onder hem niet, die worden ‘honds’ behandeld. Honds: half levend wezen, half ding. Het is maar goed dat de absolute macht voor ons een droom blijft, al is het wel een prachtige droom: dat de ander/anderen precies doet/doen wat jij wil. Dan zouden veel wensen in vervulling kunnen gaan.
De machtsfantasie – dat alles en iedereen ding-achtig is en onder jouw controle staat – trekt de andere mensen als het ware voor de helft in het domein van de dingen, ze worden half-half. Een gedroomde, maar ook ongezonde situatie.
Er is nog een tweede, aanvullende fantasie, namelijk die waarin de dingen voor de helft in het domein van de mensen worden getrokken, evenzeer als ideaal, als gedroomde situatie. Dingen zijn immers doods en saai, en we moeten ze almaar onderhouden, poetsen, vervoeren, repareren etc. Konden ze maar terug praten (denk aan het gezegde: ‘Als de muren konden praten…’) of zichzelf schoonhouden bijvoorbeeld. Wat wij dan ook het liefste willen is dat de dingen zouden leven. Dat we de niet-levende dingen als het ware tot mensen promoveren (tot een hogeren klasse benoemen, zoals mensen maken), zodat we met ze kunnen praten en interactie met ze kunnen hebben (gedachten en gevoelens met ze uit kunnen wisselen). Daar fantaseren wij ook geweldig over.
Denk aan films als Cars, Toy Story, de koffiepot uit The Beauty and the Beast, en sprookjes als Het Tinnen Soldaatje, De Chinese Nachtegaal, en natuurlijk het ultieme verhaal (het beste voorbeeld van) over het wel-of-niet ding of mens zijn: Pinocchio.
In die verhalen worden dingen levend (ze praten, denken, beleven avonturen), terwijl ze hun tijdloosheid (dingen hebben geen voorouders en geen kinderen, ze zijn enkel zichzelf) en zorgeloosheid (ze hoeven geen schone kleren aan, ze gaan niet naar de wc, ze hoeven geen hypotheek te betalen) van de dingenwereld behouden. De ideale dingen – de dingen over welke wij fantastische verhalen vertellen – zijn dus dingen die half-ding half-mens zijn.
De prachtig gespierde bovenbenen van je geliefde
Je cyperse kat
De roestige nijptang van je opa
Je Teddy-beer met de lieve ‘ogen’
Poetins generaal.
De visstick op je bord.
De aarde.
Zijn ze een ding of leven ze?
Gaan we goed met ze om?
Begrijpen we wie ze zijn?
Wat denken ze van ons?
Schrijf een tekst waarin je je gedachten laat gaan. Denk alsmaar door, en verras jezelf.
Paul van Ostaijen, ‘Marc groet ’s morgens de dingen‘, Gedichten (ed. Gaston Burssens). De Sikkel, Antwerpen 1935 (2de druk).
Maarten Asscher, ‘Dingenliefde’, Uitgeverij Augustus, 2002.