Deze oefening is onderdeel van leerlijn: Fabel - 8

19 Dierenperspectief

Schrijven door de ogen van een dier, dat is iets wat veel schrijvers graag doen. Het werkt vaak heel grappig. In het boek Minoes van Annie M.G. Schmidt bijvoorbeeld, beleef je als lezer alles vanuit katten-perspectief. Gezien vanuit een kat, lijken mensen maar rare wezens.

Maar het kan ook heel serieus worden, als schrijvers je door de ogen van een dier laten kijken, omdat ze willen laten zien hoe mensen  dieren soms behandelen. Of hoe mensen dieren zouden moeten behandelen. Zo kun je kritiek geven op de manier waarop mensen met dieren omgaan.

Er kan dus van alles en je kunt er de lezer mee laten lachen of laten nadenken. Maar schrijven door de ogen van een dier is best lastig. Je bent zelf immers geen dier. En dieren hebben misschien wel een heel ander leven dan jij als mens. Hoe kun je dan vanuit hun perspectief schrijven? En dat dan ook nog zo doen dat je lezers het geloven?

Daar zijn manieren voor. Je kunt als schrijver bijvoorbeeld je hoofdpersonage van een mens in een dier laten veranderen, of andersom. In Minoes van Annie M.G. Schmidt is juffrouw Minoes een juffrouw, maar vroeger was ze kat. En dus kan ze nog steeds met katten praten, en geloof je als lezer dat ze als kat naar mensen kan kijken.

In deze oefening leer je hoe je lezers op een andere manier kunt laten denken dat ze werkelijk iets lezen wat een dier meemaakt.

Als je aarzelt of je al genoeg weet om aan de schrijfopdracht te beginnen, kun je hier wat fragmentjes lezen uit boeken waarin het hoofdpersonage een dier is (een kat, in deze gevallen):

  • fragmentjes waarin je helemaal in de wereld van een kat leeft; waarin de kattenwereld de norm is:

– Remco Campert, Dagboek van een poes.

– Annie M.G. Schmidt, Minoes.

  • fragmentjes waarin mensen en katten, of de mensenwereld en de kattenwereld, met elkaar in contact zijn:

– Remco Campert, Dagboek van een poes

– Annie M.G. Schmidt, Minoes.

 

  • Kies een dier dat in jouw (huis-)omgeving voorkomt.
  • Als je even geen inspiratie hebt: kies het dier dat je het laatst zag (dat kan ook de mier zijn die over het tafeltje loopt waar je nu aan zit, of een vogeltje dat je buiten ziet zitten).
  • Uiteindelijk ga je een monoloog van maximaal 150 woorden schrijven vanuit het perspectief van dit dier. Maar volg eerst de andere stappen.
  • Verzamel informatie over hoe dit dier beweegt en hoe de zintuigen (= oor, oog, neus, tong, huid, gehoor, gezicht, reuk, smaak en gevoel) van dit dier werken.
    • Voorbeelden:
      Een hond ruikt veel beter dan een mens.
      Een schildpad beweegt langzaam.
      Een wesp houdt van rauw vlees.
      Een cavia ziet alleen dichtbij scherp. 
      Een vis heeft niet in de gaten dat hij in water zwemt (totdat hij eruit wordt gevist).

 

  • Probeer het leven van het door jou gekozen dier zo goed mogelijk te begrijpen, door jezelf in de positie van het dier te brengen. Als het kan plaats je jezelf ook in die omgeving, als een echte veldonderzoeker die ‘vermomd is als dier’.
    • Voorbeelden:
      Als je een hond hebt gekozen: maak een wandeling en observeer de straat vanuit kniehoogte. Wat zie je anders dan anders?
      Als je een meeuw hebt gekozen: zoek satellietfoto’s op, of ga een uur met je armen wijd in de koude wind lopen.
    • Ter inspiratie: kijk even wat de kunstenaar Thomas Thwaites deed om het perspectief van een geit te ervaren:
  • Bedenk ook, dat dieren misschien een hele andere beleving van alles hebben: als jouw leven maar één zomer duurt (zoals een mug), hoe snel gaat een dag dan voorbij? Als jij duizend broertjes en zusjes hebt (zoals een mier) is jouw leven dan gezelliger dan dat van een mens?
  • Schrijf je observaties op. Laat je leiden door je zintuigen: geur, kleur, temperatuur, geluid. Schrijf alsof je een dier bent dat een monoloog houdt (= alsof je hardop denkt; of: alsof je het aan jezelf vertelt) van ongeveer 150 woorden.
  • Alles wat je niet hebt kunt simuleren (zoals vliegen, of door een muizenholletje kruipen) moet je invullen met je verbeelding. Let op: dit is geen vrije verbeelding! – alles wat je schrijft is gebaseerd op jouw kennis over het dier.

Je bent helemaal los gegaan, terwijl je schreef alsof je een dier was. Nu moet je weer mens worden.

  • Lees je eigen tekst over en breng correcties aan. Haal de fouten eruit en maak er een goed lopende monoloog van die je vloeiend voor kunt lezen.
  • Lees de monologen aan elkaar voor. Maak groepjes van dezelfde dieren of juist van dieren die elkaars vijanden zijn. Bedenk iets leuks!
  • Tip: wil je het voorlezen beter maken, kijk dan een masterklas van acteur Daniël Kolf die je uitlegt wat je kan doen bij het voorlezen om je personage tot leven te brengen.
  • Beoordeel elkaars werk: wie is het gelukt om echt ‘in’ een dier te kruipen? En waarom?
Het bleek misschien nog knap lastig om echt als een dier te schrijven en te spreken. Dat komt omdat het heel moeilijk is om te weten wat een dier voelt of ervaart. Je kunt misschien de kloof tussen mens en dier nog beter overbruggen als je nadenkt over iets wat de primatoloog (= apenonderzoeker) Frans de Waal schreef in zijn boek Zijn wij slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn?.

In zijn onderzoek heeft De Waal ontdekt dat dieren op veel punten veel beter werken dan mensen, en ook veel beter tegen verandering kunnen. Als de mens uitgestorven is, zijn er zeker nog kwallen, pissebedden en vliegen. Die waren er ook al lang voordat de mens er was.

De vraag is daarom: wie doen dingen nu beter, mensen of dieren? Kijk vanuit die vraag nog eens naar je monoloog. Is jouw dier beter aangepast dan mensen, of juist niet?

Bronnen en leestips

Annie M.G. Schmidt, Minoes. Amsterdam: Querido, 2018.

Remco Campert, Dagboek van een poes. Amsterdam: De Bezige Bij, 2012.

Alma Mathijsen, Ik wil geen hond zijn. Amsterdam: De Bezige Bij, 2019.

Zoek een nieuwe oefening
Neem contact met ons op