Deze oefening is onderdeel van leerlijn: Dagboek - 6

16 Dagboek

In een dagboek schrijf je in de ‘ik’-vorm op wat je meemaakt, en hoe je daarover denkt. Een dagboek geeft je dus de kans op te schrijven wat je zoal in je leven meemaakt, en hoe je daarnaar kijkt.

In veel gevallen kiezen dagboekschrijvers een bestaande, of niet-bestaande vriend om het schrijven gemakkelijker te maken. Zo ook in het beroemdste dagboek uit de Nederlandse literatuur van Anne Frank. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schrijft zij, terwijl zij ondergedoken is en dus geen contact heeft met haar vrienden, aan haar vriendin Kitty.

In deze oefening leer je jezelf voor te stellen aan een denkbeeldige vriend.

  • Voor je begint aan de eerste schrijfopdracht: wil je eerst meer weten over het genre ‘dagboek’, kijk dan in het Algemeen letterkundig lexicon.
  • Wil je een voorbeeld lezen (de laatste dagboekaantekening van Anne Frank), klik dan hier
  • Schrijf – zelfs als je al een dagboek hebt – je allereerste dagboekaantekening waarin je jezelf voorstelt aan de (bestaande of niet-bestaande) vriend tot wie jij je in je dagboek gaat richten.
  • De lengte van die eerste dagboekaantekening kies je zelf: kort en krachtig, of lang en met ruimte voor van alles? Je kiest zelf wat je vertelt, en hoe je dat doet, maar bedenk goed wat je (denkbeeldige) vriend zal denken als hij of zij dit leest. En wat die vriend vooral zal willen weten: hoe sta jij in het leven?

Op de site Echt Gebeurd vind je podcasts van volwassenen die verhalen vertellen, maar ook van volwassenen die uit hun puberdagboek voorlezen.

  • Luister naar de eerste  vier dagboekaantekeningen van Barbara van der Veen (de eerste 30 seconden van deze podcast kun je overslaan, daarin leggen de makers van de podcasts een en ander uit). In die eerste vier dagboekaantekeningen (geschreven tussen 7 maart en 20 april 1981) legt Barbara aan haar dagboek uit waarom ze met het dagboek begint, en hoe ze naar zichzelf kijkt.
  • Wat kom je uit die dagboekaantekeningen te weten over hoe haar ouders over haar denken, en hoe zij over zichzelf denkt?
  • Hoe verwoordt ze die kennis precies? Waarmee begint ze: vertelt ze bijvoorbeeld eerst hoe haar ouders naar haar kijken, of begint ze met haar eigen perspectief? Wanneer en hoe krijg je door vanuit welke perspectief ze dingen vertelt?
  • Ga na hoe zij precies over haar dagboek vertelt, en hoe zij over zichzelf denkt. In welke volgorde geeft zij haar dagboek vorm en wat vind je van deze volgorde?
  • Als je de podcast nog wat verder beluistert, zul je ook zien dat het publiek op bepaalde formuleringen met gelach reageert. Bijvoorbeeld als Barbara schrijft: “Ik droeg ze in mijn hart mee” (20 april 1981), als ze het heeft over de vragen die ze nog heeft naar een bezoek aan de schoolarts. Waarom lacht het publiek daar, denk je? Zou ze daar als schrijver op rekenen, dat het publiek gaat lachen?
  • Herlees nu nog eens het resultaat van de eerste schrijfopdracht, en herschrijf die op basis van wat je leerde van het beluisteren van de dagboekaantekeningen van Barbara van der Veen.
  • De schrijfster wisselt een aantal keer van perspectief. Je lijkt namelijk eerst iets te horen waarmee ze zichzelf presenteert, en vervolgens blijkt dat de mening van haar ouders over haar, en daarop geeft ze haar eigen mening over zichzelf. Kun jij ook een perspectiefwisseling gebruiken om jouw eigen introductie scherper te maken en degene aan wie je het dagboek schrijft een goed beeld van jezelf te geven?
  • Of kun je een andere manier verzinnen om perspectiefwisseling te gebruiken waarmee je de introductie van jezelf aanscherpt (je kunt bijvoorbeeld bedenken je jongere ‘ik’ en de ‘ik’ die je nu bent met elkaar te laten praten, of je te verplaatsen in het perspectief van degene aan wie je schrijft)?

Je kunt je eindproduct beoordelen met deze matrix.

Meer lezen?

Zoek een nieuwe oefening
Neem contact met ons op