Deze oefening is onderdeel van leerlijn: Profielwerkstuk - 13

116 Profielwerkstuk

Zoals je misschien al gemerkt hebt, is het mooi ergens veel over te weten. Om een heleboel redenen: omdat je weet welke telefoon de beste koop is, of omdat anderen beter naar je luisteren als blijkt dat je ergens veel over weet.

Je profielwerkstuk (PWS) is het feestje van jouw vele weten. Je kunt onderzoek doen naar iets waarover je veel wilt weten. En daarover dan zo schrijven dat iedereen kan lezen wat jij weet. Hoe daar te komen, leer je in deze oefening.

Als je voor je begint meer wilt weten over een PWS: elke school stelt daarin eigen eisen en kijk daar goed naar, maar in deze video vind je algemene informatie over een PWS.

Omdat je een behoorlijk aantal uren met het onderwerp (thema) van je PWS bezig zult zijn, is het belangrijk een goede keuze te maken. Bedenk daarbij dat:

  • Als je onderzoek doet, betekent “goed” dat het thema goed duidelijk moet zijn. Maak je er geen zorgen of over of een thema wel “goed” is in de betekenis van “blijft het wel interessant?”, of: “past dit wel helemaal bij mij?”, of: “kan ik hier wel onderzoek naar doen?”. Alles wordt interessant als je er eenmaal onderzoek naar gaat doen, en hoe je er onderzoek naar gaat doen, dat is van later zorg.
  • Schrijf nu voor jezelf drie thema’s op die je interesseren, uit een van de vakken die je op school volgt. Bijvoorbeeld, als het om Nederlands gaat: computers die teksten kunnen schrijven, het taalgebruik van Nederlandse politici, de communicatie tussen Nederlandse boeren en koeien.
  • Wil je wat meer hulp bij het vaststellen van een thema, kijk dan naar de pagina over het PWS in LitLab.nl waarop wordt uitgelegd hoe je in thema’s over “Nederlandse literatuur” kunt gaan denken.
  • Of maak eventueel de oefeningen Nieuwsgierigheid en Onderwerp zoeken om ideeën te krijgen.

Binnen je thema moet je vervolgens een vraag opstellen: één of twee zinnen in vragende vorm die bepalen waarover je onderzoek gaat. Bedenk daarbij dat:

  • Een vraag formuleren kan pas als je veel informatie rond je thema verzameld hebt. Want het beantwoorden van jouw vraag moet nieuwe kennis opleveren. Dat is waar onderzoek om draait: een vraag stellen die bestaande kennis vergroot.
  • “Bestaande kennis” vergroten kan op heel veel manieren. Je kunt rond je thema iets onderzoeken waar nog niemand ooit aan dacht. Of ter discussie stellen wat we al denken te weten: klopt de bestaande kennis wel, gezien jouw onderzoek? Maar ook bestaande kennis toetsen: klopt bestaande kennis, als ik zelf bestaand onderzoek herhaal?
  • Schrijf drie varianten van je onderzoeksvraag op die zoveel mogelijk van elkaar verschillen zodat je vervolgens kunt bepalen welke de beste is. Bijvoorbeeld: In hoeverre kunnen computers zelf een sonnet schrijven? Schrijven computers echte sonnetten? Kunnen computers zonder hulp van extra  prompts zelf een echt sonnet schrijven?
  • Wil je wat meer hulp bij het formuleren van een onderzoeksvraag, kijk dan naar de pagina over het PWS in LitLab.nl waarop wordt aangegeven hoe je van thema naar vraag komt.
  • Ter geruststelling: onderzoekers blijven vaak tot heel laat in het onderzoek sleutelen aan de precieze formulering van hun onderzoeksvraag. Dat is geen reden om niet een eerste poging te wagen die onderzoeksvraag op te stellen, maar denk niet dat die eerste poging de definitieve formulering hoeft op te leveren.

Nu komt de fase waarin je gaat bedenken hoe je antwoord gaat krijgen op je vraag. Je gaat een onderzoeksmethode kiezen. Waarschijnlijk heb je hiervoor al allemaal ideeën gekregen toen je je aan het inlezen was in bestaand onderzoek. Want dat wordt volgens bepaalde methoden gedaan. Je keuze gaat dus vooral over het punt: welke manier past bij mijn onderzoeksvraag?

  • De belangrijkste keuze die je moet maken is die tussen kwantitatief dan wel kwalitatief onderzoek (of combinaties ervan). Grofweg gezegd kijk je bij kwalitatief onderzoek naar een kleinere hoeveelheid gegevens van complexere aard. Kwalitatief onderzoek is geschikt voor het bestuderen van complexe patronen of relaties in je onderzoeksmateriaal. Bij kwantitatief onderzoek kijk je binnen je onderzoeksmateriaal naar simpelere verschijnselen, en dan vooral getalsmatig: hoe en waar is een bepaald verschijnsel te vinden, en wat zegt die spreiding?
  • In het voorbeeld van de vraag “In hoeverre kunnen computers zelf een echt sonnet schrijven?” kun je kwalitatief onderzoek doen door eerst te bepalen wat een sonnet is volgens normen die daarvoor in de literatuur bestaan, en dan een chatbot als ChatGPT te vragen een sonnet te maken, en het resultaat te vergelijken. Maar ook kwantitatief onderzoek is mogelijk: je kunt een aantal verschillende prompts bedenken om ChatGPT en zoveel mogelijk andere chatbots en generatoren (dit is een heel interessante, want gemaakt met expertkennis!) een sonnet te laten schrijven, en dan de vergelijking maken.
  • Wil je wat meer hulp bij het vinden van een methode, kijk dan naar de pagina over het PWS in LitLab.nl waarop wordt aangegeven uit welke methoden je precies kunt kiezen.

Dit is de stap die je het meeste tijd gaat kosten, en waarover we toch in deze oefening het kortst schrijven. Dat komt omdat je in deze fase het meest moet kijken naar de manier waarop jouw school wilt dat je verslag doet van het onderzoek.

  • Wil je toch wat inspiratie, kijk dan naar de tips die we voor deze fase geven op de pagina over het PWS in LitLab.nl.
  • Op die pagina vind je ook nog allerlei verwijzingen naar andere sites die je kunnen helpen.
Zoek een nieuwe oefening
Neem contact met ons op