Deze oefening is onderdeel van leerlijn: Betoog - 3

66 Pleidooi

Pleidooien oefen je in het dagelijks leven misschien meer dan je denkt. Elke keer als je je ouders of docent van iets probeert te overtuigen, maak je gebruik van het genre ‘pleidooi’.

Het genre heeft al een heel lange geschiedenis, vooral in het recht. Al sinds er verdachten aangeklaagd worden (ergens van beschuldigd worden), zijn er mensen die ze proberen vrij te spreken. Ze brengen de boodschap dat er vrijspraak moet zijn. Dat doen ze vaak via vaste patronen: ze geven een stelling (‘de verdachte is niet schuldig …’), daarna argumenten (‘de verdachte is niet schuldig omdat …’), en daarna een conclusie (‘om deze redenen is de verdachte dus niet schuldig’). Of ze anderen van die boodschap kunnen overtuigen (dat zij er ook in gaan geloven), hangt in belangrijke mate af van de argumenten (=ondersteuning van je boodschap).

Voor je begint: wil je eerst meer weten over het genre ‘pleidooi’ zoals dat in het recht en de literatuur voorkomt, kijk dan in het Algemeen letterkundig lexicon. Wil je een voorbeeld lezen van een juridisch pleidooi (een verkorte versie van de pleitnota van de advocaten van Holleeder, aan het eind van het proces), klik dan hier.

Pleidooien worden vaak gehouden door mensen met passie voor een onderwerp en/of die een doel willen bereiken. Om er één te schrijven, moet je eerst antwoorden op deze vragen zoeken:

  1. Wat houdt jou bezig? Is er iets waar je je zorgen over maakt? Zou je iets willen veranderen in je naaste omgeving of op breder maatschappelijk niveau (in het groot, in de maatschappij)? Neem de tijd om te brainstormen over een concreet (duidelijk) doel wat je zou willen bereiken.
  2. Een pleidooi heeft altijd één kernboodschap. Denk goed na, wat is je boodschap? Wat wil je binnen halen?
  3. Bedenk wie je zou willen overtuigen met je boodschap. Een persoon of een groep?
  • heb je even geen inspiratie, kijk dan hier voor wat voorbeelden.
  • hoe meer je in een pleidooi kunt laten zien dat jouw boodschap klopt, en anderen hem moeten aannemen, hoe beter. Verzin argumenten die jouw boodschap ondersteunen.
  • Schrijf nu een kort betoog van ongeveer 100 woorden met daarin:
    • je boodschap (die je haalt uit de antwoorden op vraag 1 tot en met 3);
    • de redenen waarom die boodschap volgens jou klopt.

Lees van schrijfster Maria Vlaar, die in 2019 de Biesheuvelprijs won voor het beste Nederlandse korte verhaal, Pleidooi voor een kort verhaal. Ze schreef dat pleidooi ter gelegenheid van het in ontvangst nemen van de Biesheuvelprijs, en wil zowel lezers aanmoedigen korte verhalen te blijven lezen, als schrijvers overtuigen vooral ook korte verhalen te blijven schrijven. Nu is ze zelf schrijver van korte verhalen, en ze vindt het belangrijk om andere lezers en schrijvers te overtuigen. Hoe doet ze dat precies?

  • Waar staat de boodschap die ze wil overbrengen? En waarom denk je dat die staat waar die staat?
  • Wat is de opbouw van haar pleidooi? In welke delen zou je het onder kunnen verdelen, en hoe bepaal je dat? Waar helpt ze jou als lezer bij overgangen, en hoe?
  • Wat zijn haar argumenten? Geeft ze alleen maar argumenten voor haar boodschap, of verdedigt ze zich ook tegen degenen die tegen haar boodschap kunnen zijn?
  • Hoe spreekt ze de lezer van haar pleidooi wel/niet aan?
  • Hoe sluit ze af, en waarom zou ze dat zo doen?

Herschrijf wat je schreef in de eerste schrijfopdracht met de kennis die het lezen van het stuk van Vlaar je opgeleverd heeft. Kijk nog eens heel kritisch naar:

  • Waar staat de centrale boodschap die ze brengt in het pleidooi?
  • Welke argumenten gebruik je, waar haalde je die vandaan en hoe zijn ze geordend?
  • Wat deed je om je lezer te overtuigen: en kan dat nog beter?

Herschrijf dan je pleidooi.

Je kunt je eindproduct beoordelen met deze matrix.

De oefening is gemaakt met hulp van Maria Vlaar, https://mariavlaar.com/.

 

Meer lezen?

Zoek een nieuwe oefening
Neem contact met ons op