Deze oefening is onderdeel van leerlijn: Betoog - 3

8 Betoog

Met een betoog probeer je iemand voor je te winnen. Hoe krijg je je lezers zover dat ze net zo over iets gaan denken als jij?

In deze oefening leer je drie dingen die je daarbij helpen. Het eerste is dat je je eigen mening of standpunt zo precies mogelijk onder woorden brengt. Want je hebt er natuurlijk niks aan als je lezers het wel met je eens zijn, maar eigenlijk niet weten waar je het over hebt. Het tweede is dat je je lezers raakt, zodat ze mee willen gaan in jouw manier van denken. En het derde dat je ze daarna overtuigt van jouw standpunt met zoveel mogelijk argumenten,

Die eerste twee dingen moet je al in de inleiding van je betoog zien te bereiken. Vaak zullen je lezers niet eens verder lezen als die inleiding ze niet pakt. Hoe zorg je ervoor dat ze door willen lezen?

Overtuigen doe je daarna, als je de aandacht van je lezer hebt.

  • Wil je meer weten over het genre ‘betoog’ voor je aan de opdrachten begint, kijk dan in het Algemeen letterkundig lexicon.
  • Wil je een bestaand betoog lezen voor je de oefening doet, klik dan hier.

Je gaat eerst de inleiding van een betoog schrijven. In maximaal 100 woorden moet je je lezer duidelijk maken dat jij ergens een heel overtuigende mening of standpunt over hebt.

  • Denk eens na over waar jij je aan ergert, waar je anders over denkt dan de mensen om je heen, of wat je zou willen veranderen in de wereld.
  • Bedenk vervolgens wat de kern is van je gedachtegang. Schrijf die op in één zin. Herschrijf die zin maar een paar keer tot er echt staat wat je denkt. (Voorbeeld: als je vindt dat niemand vlees zou moeten eten, kun je dat opschrijven als: ‘Mensen moeten geen vlees eten’. Maar ook als: ‘Het zou niet normaal moeten zijn dat mensen andere levende wezens opeten.’ Die tweede zin maakt het eten van vlees een beetje erger, omdat je het eten van vlees gelijk stelt aan het opeten van iets wat leeft. Als je het eten van vlees zo sterk voelt als iets wat mensen niet moeten doen, is die tweede zin misschien een betere verwoording van je standpunt).
  • Bedenk wie je van jouw standpunt moet overtuigen. Wie zijn jouw tegenstanders, of wie moeten er wakker geschud worden? Schrijf jouw betoog speciaal voor hen!
  • Bedenk hoe je dat voor elkaar gaat krijgen in je inleidende honderd woorden: hoe spreek je de lezer aan die je wilt overtuigen? Heb je een mooi voorbeeld uit je eigen ervaringen, iets wat je hebt meegemaakt, waarmee je de aandacht kan trekken?
  • Kijk eventueel naar deze video die Arnoud Kuijpers samen met ons maakte voor nog wat meer hulp.
  • Schrijf je inleiding in honderd woorden, op basis van het standpunt dat je al opschreef en het voorbeeld dat je bedacht.

In die honderd woorden heb je geprobeerd je tegenstanders wakker te schudden, mogelijk met een zin die begint als: “Wist je dat er meer vrouwen dan mannen vegetariër zijn?”. Welke lezers zullen zich door deze zin aangesproken voelen? Lees hier over het effect dat je woordkeuze heeft.

onderbouw

Genderneutraal schrijven

bovenbouw 

Genderneutrale mannentaal.

Kijk nu nog eens goed naar je honderd woorden.

  • Wil jij mannelijke of vrouwelijke lezers overtuigen? Of allebei?
  • Heb je daar rekening mee gehouden in je woordkeuze?
  • Hoe zou je je woordkeuze zo aan kunnen passen dat de lezers die je voor ogen had, zich direct aangesproken voelen door jouw woordgebruik?

Nu je de aandacht van je lezer hebt, ga je die lezer overtuigen van jouw standpunt.

  • Verzamel zoveel mogelijk bewijs dat je gelijkt hebt. Kijk nu niet alleen naar je eigen ervaring, maar naar bewijs dat anderen je kunnen aanleveren. Kijk dus in kranten, boeken, op internetsites die je kunt vertrouwen, en maak een lijstje van bewijzen.
  • Zoek naar bewijs dat goed de voordelen laat zien van dat waar jij zo’n sterk standpunt over hebt. Beeld je maar in dat je een lofzang schrijft over dat waar jij heel sterk voor bent. Probeer bijvoorbeeld te zoeken naar bewijs dat iedereen meteen als iets heel positiefs zal zien (Voorbeeld: ‘Vegetariërs leven gemiddeld langer’). Dat werkt beter dan bewijs aanleveren dat anderen nu niet direct zullen zien als iets wat positief is (Voorbeeld: ‘Vegetariërs hebben minder problemen met hun ontlasting’).
  • Voeg die samen in een tekst van 200 woorden.
  • Geef niet alleen je bewijs, maar ook de bronnen van je bewijs. Je kunt hierbij nog steeds wel iets van je eigen ervaringen gebruiken, om de aandacht van de lezer vast te houden, maar voeg altijd bewijs van buiten toe. (Voorbeeld:Ik eet al tien jaar geen vlees en ben gezond dus vlees eten om gezond te blijven hoeft niet. En dat blijkt ook wel als je je hierin verdiept. Op de site NPO Kennis , die door de overheid wordt bijgehouden, is te lezen dat wetenschappers hebben onderzocht dat vegetariër zijn niet ongezond voor je is’).
  • Kijk eventueel naar deze video die Arnoud Kuijpers samen met ons maakte voor nog wat meer hulp.

Het eind van je betoog gebruik je om je lezer nog eens goed bij je standpunt te betrekken.

  • Schrijf een paar laatste zinnen als slot van je betoog waarin je de lezer bijvoorbeeld direct aanspreekt (Voorbeeld: Wat vind jij nu je dit alles weet? Zou jij ook niet stoppen met vlees eten, of misschien minder vlees willen gaan eten?). Of waarin je nog eens duidelijk maakt waarom jij zelf nooit van standpunt zal veranderen (Voorbeeld: Omdat ik dit allemaal weet over vlees eten, zal ik dat zelf nooit meer doen).
  • Probeer weer goed op je woordkeuze te letten: hoe betrek je de lezers die je echt wilt bereiken bij dit slot? Kun je een mooie woordspeling bedenken die je lezers verrast en die nog even bij ze blijft hangen als ze klaar zijn met lezen?
  • Kijk eventueel naar deze video die Arnoud Kuijpers samen met ons maakte voor nog wat meer hulp.
Zoek een nieuwe oefening
Neem contact met ons op