Deze oefening is onderdeel van leerlijn: Gedicht - 9

110 Beeldspraak

Mensen die een boodschap krachtig of aantrekkelijk over willen brengen, maken vaak gebruik van vergelijkingen. Omdat het vaak een visuele vergelijking is ( je vergelijkt iets met iets wat te zien is), heet zo’n vergelijk beeldspraak. Beeldspraak gebruik je vooral als je iets wilt beschrijven dat niet in letterlijke termen te vatten is. Hoe mooi je geliefde is, hoe vreselijk je vakantie was, hoe saai de les, hoe gezellig het dagje uit.

Een goede vergelijking verrast en zegt heel veel tegelijkertijd. Als iemand zegt dat hij of zij het roer stevig in handen heeft, claimt diegene niet alleen de leiding te hebben, maar ook te weten welke koers er gevaren moet worden (welke richting de juiste is). Tegelijkertijd komt het beeld op van een schip op woelig (onrustig) water, of onenigheid tussen de bemanningsleden. Als er geen onrust is, hoef je ten slotte ook niet te claimen dat je het roer stevig in handen hebt. Zonder problemen geen held.

Nu is het roer stevig in handen hebben een bekende vergelijking, maar je kunt vergelijkingen ook zelf verzinnen. Cabaretier Freek de Jonge vertelt bijvoorbeeld over een suppoost die ‘als voorgebakken friet’ door de spijlen van een hek geduwd wordt door een opdringende menigte.

Je moet dus gaan denken in beelden, en dan gaan schrijven. In deze oefening leer je hoe je dat doet.

  

Laten we eerst nog eens een bestaand geval van een vergelijkende beeldspraak ontleden (uit elkaar halen) om te oefenen met hoe beeldspraak in elkaar zit. Als de hoofdpersoon in Frans Kellendonks roman Mystiek lichaam in zijn mistige voortuin zijn dochter ontwaart staat er:

Het witte iets zat er nog, bovenop de bakstenen kolom. Geen engel. Een nevelsliert die zich verdicht had tot een luchtgeest. Als het een wit wief was [= een spookachtige heks], moest hij oppassen dat hij geen bijl in zijn hersens kreeg vandaag. Maar nee, het was Magda natuurlijk [..].

Hier lees je meerdere vergelijkingen op een rij.  Magda wordt vergeleken met een ‘iets’, (misschien) een engel, een nevelsliert, een luchtgeest en een wit wief, allemaal woorden om een inconcrete gestalte (onduidelijk wezen) te beschrijven, of beter gezegd: om zijn kijk-ervaring te beschrijven.

  • Bedenk waarover je met behulp van een vergelijking iets wil gaan zeggen. Bijvoorbeeld: een jongen/meisje/man/vrouw, een dag, een vakantie, een les. Kies iets algemeens.
  • Schrijf vervolgens vijf dingen op die je ziet in de ruimte (of vanaf de plek) waar je nu bent: bijvoorbeeld: gordijn, auto, toetsenbord, schapenvacht, flesje oogdruppels.

Stel je koos als onderwerp ‘een dag’. Schrijf dan nu vijf keer onder elkaar: ‘Een dag als…’ en vul op de stippels de vijf objecten uit stap (de voorbeelden hieronder komen van cursisten van docent Willem Mooijman, op wiens boek we deze oefeningen baseren):

  • Een dag als een gordijn
  • Een dag als een auto
  • Een dag als een toetsenbord
  • Een dag als een schapenvacht
  • Een dag als een flesje oogdruppels 

Had je ‘man’ gekozen, Dan schrijf je:

  • Een man als een gordijn
  • Een man als een auto
    et cetera.

Je hebt nu een rijtje van vijf vergelijkingen, maar de meeste zullen nietszeggend of nogal raar zijn. Dat komt omdat de vergelijking waarschijnlijk op heel veel punten niet opgaat, onlogisch is, of gewoon nergens op slaat. Je zult er daarom iets aan toe moeten voegen. Een toelichtende zin (verduidelijkende zin) die duidelijk maakt op welk punt de vergelijking juist wél klopt. Als je dat goed doet, voorkom je meteen dat de punten waarop de vergelijking NIET klopt buiten beschouwing blijven (niet meegeteld worden).

Voorbeelden:

  • Een dag als een gordijn, soepel en bijna geruisloos onttrok hij de nare periode achter me aan het zicht.
  • Een dag als een auto, ik was heerlijk aan het gassen, maar op een gegeven moment was de tank leeg. 
  • Een dag als een toetsenbord, het was alsof alles wat ik deed gevolgen zou hebben op het beeldscherm van mijn toekomst.
  • Een dag als een schapenvacht, warm maar levenloos.
  • Een dag als een flesje oogdruppels, ik wist niet wat hij exact bevatte maar ik had nodig wat erin zat. 

Had je ‘man’ gekozen. Dan pakken de vergelijkingen wellicht anders uit:

  • Een man als een gordijn, hij leek in de weg te staan, maar ik kon hem zo opzij schuiven
  • Een man als een auto, als hij te snel gaat maakt hij ongelukken.
    … et cetera.

Lees je vergelijkingen nog eens over, en leg ze voor aan een of meer klasgenoten. Vraag welke vergelijking ze het sterkst vinden en ga ook bij jezelf na welke vergelijkingen je het sterkst vindt. Maar wat is ‘het sterkst’? Met elkaar kun je ze op verschillende manieren ordenen.

  • Welke is het meest logisch?
  • Welke is het grappigst?
  • Welke is meest omslachtig?
  • Welke wordt uiterst goed gevonden?
  • Welke komt meteen van pas?
  • Welke ga je misschien echt een keer gebruiken in je dagelijks taalgebruik?

Bedenk met elkaar welk criterium (daaraan meet je af waar je aan moet voldoen) (een of meerdere) je kiest om jullie werk te beoordelen.

 

Gebruik een of meer van de vergelijkingen die je gemaakt hebt in een (kort) verhaal of gedicht. Je hoeft de uitleg-zin die je hebt gemaakt niet letterlijk te verwerken, als je de inhoud van de beeldspraak maar intact laat.

 Voorbeeld van een verhaal:

Het heeft lang geduurd voor ik een vriendje vond met wie ik het lang uithield. Eerst had ik iemand, die leek heel wat, maar je kon hem zo als een gordijn aan de kant schuiven. Toen had ik er een, die was precies zijn auto: strak maar duur in het gebruik. De derde was een toetsenbord, als ik nergens op drukte, gebeurde er niets. Daarna heb ik nog even iets gehad met een soort schapenvacht, lekker warm en zacht, maar veel te klein voor mij. Gelukkig vond ik uiteindelijk Herman, een man als een flesje oogdruppels, hij leerde mij scherp naar alles te kijken.

Of:

De dag dat ik Rahim ontmoette blijkt achteraf als een soort gordijn in mijn leven geschoven te zijn. Soepel en bijna geruisloos heeft die dag de dating-ellende van al die jaren ervoor aan mijn oog onttrokken.

… et cetera.

Voorbeeld van een gedicht, met de woorden ‘ziekenhuis’, ‘maagd’; en ’tak’ en ‘bougie’. 

Een ziekenhuis is net als een maagd
vol verwachting
blank van lakens
en soms klinkt er een kreet in de nacht.

Of:

Een tak is net als een bougie
je kan er vuur mee stoken
maar een tak heeft geen merk
en stinkt niet naar benzine

 

 

Zoals een topspits uit elke hoek kan scoren en een cabaretier voor elke onverwachte situatie een grap heeft, zo kan een goede schrijver uit elke woordcombinatie wel een idee halen, of er zelfs een verhaal of gedicht van maken.

Veel mensen denken dat schrijven begint met stil zitten voor een leeg scherm (of wit papier) en dan iets proberen te verzinnen. In deze oefening heb je gezien dat dat niet per se zo werkt. Je kunt ook gewoon beginnen met een maf spelletje als zomaar opschrijven wat je ziet en dat op een ander woord plakken. De willekeurige woordcombinaties (door toeval bepaald) dwingen jou om creatief te worden, een beetje zoals je uit een escape room je weg moet zien te vinden. Door gewoon maar wat te puzzelen en te proberen onstaat er al heel veel interessants.

Literatuur:

Mooijman, W. (1987). Als het gras groen was: Opdrachten tot creatief schrijven. Amsterdam: Stichting Uitgeverij Pendoor.

Zoek een nieuwe oefening
Neem contact met ons op