Deze oefening is onderdeel van leerlijn: Verhaal - 17

96 Volharding

Volharding is de belangrijkste eigenschap die je nodig hebt om je leven te leven. Doorzetten als het niet gaat, een tandje erbij zetten als je tegenwind hebt, je niet laten ontmoedigen als iemand tegen je zegt dat je iets niet kunt: alle topsporters hebben eindeloos afgezien, alle virtuoze muzikanten hebben eindeloos geoefend en alle professoren hebben gestudeerd tot ze duizelig werden van de letters.

De dichter Micha Hamel schreef:

Het is belangrijk te leren
dingen met tegenzin te doen
Daar heb je je hele leven plezier van

Maar hoe leer je volharding?
Je kunt het niet leren, volharding kun je alleen leren door het te doen.

  • Schrijf tien zinnen van twee woorden en gebruik elk woord maar één keer. De zinnen hoeven niet iets met elkaar te maken te hebben.

Voorbeeld: Jan rookt. Muis rent. Wat nu? Doe iets. Maggie snikt. Leuk hoor. Dans, meid!

  • Schrijf vijf zinnen van drie woorden en gebruik elk woord maar één keer. Je mag dezelfde woorden gebruiken als in de zinnen van twee woorden maar dat hoeft niet.

Voorbeeld: Jan fietst hard. Denk lang na. Het regent steeds.

  • Schrijf vijf zinnen van vier woorden. Lidwoorden (de, het of een) mogen vaker dan een keer voorkomen.
  • Schrijf vijf zinnen van vijf woorden. Lidwoorden mogen vaker dan een keer voorkomen.
  • Schrijf drie zinnen van zeven woorden. Lidwoorden en bijwoorden (Een bijwoord is een woord dat meer informatie geeft over een ander woord in de zin, of over de hele zin) mogen vaker dan een keer voorkomen.
  • Schrijf twee zinnen van tien woorden. Lidwoorden en bijwoorden mogen vaker dan een keer voorkomen.
  • Schrijf een zin van veertien woorden. Je mag alle woorden gebruiken, zo vaak je maar wilt.
  • Zet alle zinnen in een volgorde die jij logisch vindt. Doe je best om er een soort verhaal van te maken, ook al is het een heel raar en slecht verhaal.
  • Lees de tekst rustig door. Twee zinnen mag ook.
  • Als twee zinnen niet goed op elkaar aansluiten omdat ze onlogisch voelen, schrijf er dan een zin tussen.

Voorbeeld: Maggie snikt. Het regent steeds. Muis rent.

–> Maggie snikt. Ze wil zo graag basketballen maar het weer is verschrikkelijk. Het regent steeds. Nou zit ze zich binnen te vervelen. Plotseling een geritsel. Muis rent. Ieuw! – gilt Maggie.

Zoek een nieuwe oefening
Neem contact met ons op