108 Woordsoort wisselen

Als je woorden een andere woordsoort geeft – bijvoorbeeld van een lidwoord een zelfstandig naamwoord maakt – maak je grammaticale fouten. Je gaat dan tegen de regels van het Nederlands (de grammatica) in. Maar daar kun je een goede reden voor hebben, want je kunt er krachtige, nieuwe taal mee maken.

Veel nieuwe Nederlandse woorden bestaan uit twee of meer losse, bestaande woorden. Volgens de regels van de Nederlandse grammatica mag je die bij elkaar zetten. Zo is ‘broek’ is een woord, ’trui’ ook, en daarom kan ook het woord ‘broektrui’ bestaan, ook al heeft niemand misschien enig idee wat dat is.

In deze oefening ga je nieuwe woorden maken tegen de regels van de grammatica in. Je gaat zelf nieuwe woorden knutselen door bestaande woorden van woordsoort te laten wisselen. Je maakt zo nieuwe woorden, die nieuwe dingen betekenen.

Woorden zijn de bouwstenen van de taal. Je zou kunnen zeggen dat een tekst een muurtje is: een stevig gebouwde, samenhangende structuur. Woorden zijn dan een soort LEGO-stenen, met van die noppen erop zodat alle stenen op elkaar passen.

Er zijn woorden die alleen staan, zoals ‘stoel’, ‘makker’ of ‘lol’. Ook zijn er samengestelde woorden zoals ‘strandloop’, ‘rotsvast’ of ‘deegroller’.

Deze samengestelde woorden kun je uit elkaar trekken. Ze onthullen dan hun betekenis: een roller om het deeg mee te rollen, iets dat zo vast en onwrikbaar (heel erg vast) is als een rots, een renwedstrijd op het strand. De voorbeelden zijn oneindig: ‘Amsterdam’ = een dam in rivier de Amstel. De naam ‘Marjan’ = Marie + Anne.

Hoewel de meeste mensen niet goed kunnen uitleggen wat een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, of een zelfstandig naamwoord is, registreren hun hersenen wel degelijk een fout als een bepaald woord verkeerd wordt gebruikt. Gebruik je een werkwoord als zelfstandig naamwoord (‘Het is een hele lees, die brief’) of andersom (‘Hij merelt maar wat aan’) dan reageren de hersenen daar net zo op als wanneer er een andere grammaticale fout wordt gemaakt.

Toch komt het regelmatig voor dat zelfstandige naamwoorden een uitbreiding van betekenis krijgen waardoor ze ook als werkwoord gebruikt kunnen worden. In het Nederlands kun je bijvoorbeeld ‘computeren’: er is een werkwoord gemaakt van het zelfstandig naamwoord ‘computer’.

Maak drie lijstjes met elk tien woorden:

  1. tien werkwoorden
  2. tien zelfstandige naamwoorden
  3. tien bijvoeglijke naamwoorden

Doe het vooral snel: maximaal drie minuten per categorie.

Ga nu de woorden in je lijstjes af en kijk of je de woorden ‘verkeerd’ kunt gebruiken door ze naar een andere woordsoort te transporteren (over te zetten). Dat klinkt moeilijker dan het is.

Voorbeeld:
Stel, je hebt het zelfstandig naamwoord ‘vloer’. Dat  kennen we al van de uitdrukking ‘iemand vloeren’. Maar denk even verder: Wij gaan een dagje vloeren. Wat is dat?

  • Bij werkwoorden: Neem de ik-vorm en zet er ‘de’, ‘het’ of ‘een’ voor, en probeer hetzelfde met het hele werkwoord en het voltooid deelwoord.
    Voorbeeld: ‘geven’ wordt een/de/het geef; een/de/het geven; een/de/het gegeef.
  • Bij zelfstandige naamwoorden. Zet ik/zij/hij voor de enkelvoudsvorm, of wij/jullie/zij voor de meervoudsvorm. Probeer ook of er ‘iets’ of ‘me/je/zich’ achter kan.
    Voorbeeld: ik/jij/hij/zij merel(t), wij/jullie/zij merelen, ik merel mij een ongeluk, zij merelt zich, zij merelen het bos.
  • Bij bijvoeglijke naamwoorden. Zet de, het of een voor het woord, of probeer het te vervoegen als een werkwoord.
    Voorbeeld: mooi. Het mooi (denk aan de liedtekst: ‘Beneath your beautiful’). Ik mooi; jij/zij/hij/het mooit; wij/jullie/zij mooien. Jij mooit mij. Wij mooien het huis.

Stap 3.

  • Wissel een aantal vondsten uit met iemand anders. Bespreek met elkaar de mogelijke betekenissen van deze nieuwe woorden.
  • Maak elk een lijstje van de interessantste (grappigste, raarste, meest kenmerkende) woorden.

Ga bij jezelf na wat deze nieuw geknutselde (‘verkeerd gebruikte’) woorden zoal kunnen betekenen. Misschien heb je wel woorden gecreëerd (bedacht) die een bepaald verschijnsel of handeling beter of preciezer beschrijven dan de nu bestaande woorden ervoor. Elk woord is ook ooit uitgevonden, dus waarom zou jij het niet kunnen?

Voorbeeld:
Betekent merelen in de zin: Hij merelt maar door, hetzelfde als in de zin: Zij merelden het bos?

Dit hoef je niet op te schrijven.

Schrijf op basis van je vondsten uit de vorige stappen een korte tekst waarin je een of meer woorden op betekenisvolle wijze ongrammaticaal gebruikt. Je kunt ook proberen een en hetzelfde woord op drie verschillende manieren te gebruiken in één zin.

Voorbeeld:
Het zonlicht groent het groene groen.
Of:
Met spons en borstel groende ik het groene groen.
Of:
Ik sponsde het groene groen weer groen. [hier is het derde groen geen werkwoord maar een bijwoord]

Schotanus, Y. P. (2020). Violations of music syntactic expectations as prosodic cues in sung sentences. In: Singing as a figure of speech, music as punctuation: A study into music as a means to support the processing of sung language. Utrecht.

Thierry, G., Martin, C. D., Gonzalez-Diaz, V., Rezaie, R., Roberts, N., & Davis, P. M. (2008). Event-related potential characterization of the Shakespearian functional shift in narrative sentence structure. NeuroImage, 40, 923-931.

Zoek een nieuwe oefening
Neem contact met ons op