72 Robinsonade
De populariteit van Expeditie Robinson drijft erop (is het belangrijkste kenmerk ervan): het idee dat je met een groep mensen op een onbewoond eiland zit en je moet zien te redden. De Engelse schrijver Daniel Defoe schreef de beroemdste roman in dit genre, Robinson Crusoe uit 1719, en daarom wordt het genre sinds 1731 ‘Robinsonade’ genoemd. Of het nu gaat om een roman, verhaal of gedicht: er is altijd sprake van een personage (of personages) die door toeval of ongeluk op een heerlijk (utopisch) ofwel afgrijselijk (distopisch) eiland terechtkomen.
Voor je begint: wil je eerst meer weten over het genre ‘Robinsonade’, kijk dan in het Algemeen letterkundig lexicon. Wil je een voorbeeld van een Robinsonade lezen, lees er dan het begin van P.J. Andriessen, De Hollandsche Robinson Crusoë uit 1876.
Schrijf de eerste alinea van een Robinsonade, waarbij je hoofdpersonen een jongeman is die in Australië zijn vader gaat opzoeken. Hij weet niet of het dit wel zijn echte vader is. De jongen is zelf aandelenhandelaar (iemand die zaken doet) voor een bedrijf dat zich niet al te netjes aan de wet houdt. Zijn moeder heeft een psychische stoornis, en zijn vader – die mogelijk dus zijn vader niet is – is een CEO van Shell die onder veel kritiek van milieuactivisten over de hele wereld olievelden in moeilijk toegankelijke gebieden exploiteert door met bedenkelijke regimes samen te werken.
Om je hoofdpersonage goed te introduceren (voor te stellen aan je lezers), heb je kennis nodig. Maak voor je gaat schrijven eerst een lijst van vragen van dingen die je uit moet zoeken over de reis, de achtergronden van de ouders en de jongen zelf. Zoek antwoorden op die vragen en schrijf dan de eerste alinea van je verhaal.
Lees een alinea uit het verhaal van de 18e-eeuwer Hasenbosch, die voor straf op een onbewoond eiland werd achtergelaten. Let op, het is geen fictie, maar de eerste alinea uit een dagboek. Na die eerste alinea geven we kort aan hoe het Hasenbosch op het eiland verging. Probeer bij het lezen antwoord te vinden op deze vragen:
- welk gegevens geeft de ‘ik’-figuur over zichzelf en zijn omstandigheden prijs in die eerste alinea?
- wat blijkt in die omstandigheden relevant voor het verloop van zijn verblijf op het eiland, als je de samenvatting leest?
- had de ‘ik’-figuur dit allemaal geweten (was de ‘ik’ geen dagboekschrijver, maar alwetende verteller), hoe had die informatie dan in de eerste alinea verwerkt kunnen worden?
Herschrijf nu je alinea uit de eerste opdracht door niet alleen te letten op kennis over het hoofdpersonage die je erin wilt hebben, maar ook op de afloop van je verhaal.
- kies voor een heerlijk (utopisch) of afgrijselijk (distopisch) eiland,
- laat iets van de afloop van je verhaal in die eerste alinea doorklinken.
Beoordeel je eindproduct met deze matrix.
Meer lezen?
-
- P.J. Buijnsters, Imaginaire reisverhalen in Nederland gedurende de 18e eeuw. Groningen 1969.
- R. Dorresteijn, De leesclub. Amsterdam 2010.
- Krinke Kesmes, een vroeg imaginair reisverhaal