143 Reconstructie

Als schrijver doe je heel veel met je geheugen. Daar kan bijvoorbeeld stof tot schrijven vandaan komen als je schrijft over iets wat je eerder meemaakte. Echt betrouwbaar is het geheugen van mensen niet, weten we uit onderzoek.

Maar je zult het er als schrijver mee moeten doen. Daarom ga je in deze oefening je geheugen trainen. Hoe kun je als schrijver goed leren onthouden wat je zoal hoort? En zo dus zo goed mogelijk een reconstructie maken van wat er gebeurd is?

  • Vraag aan je docent of hij/zij een kort verhaal wil uitkiezen. Een sprookje mag ook. Ongeveer 500-700 woorden zou mooi zijn.
  • Als de docent begint met voorlezen, gaat elke leerling voor zich schrijven (op een laptop, of met pen en papier, dat kan allebei).  Terwijl de docent voorleest, probeert elke leerling de docent bij te houden door zo precies mogelijk het verhaal op te schrijven. Dat gaat natuurlijk nooit helemaal woord voor woord lukken, want praten (voorlezen) gaat sneller dan (op-)schrijven.
  • Je moet dus ter plekke trucs verzinnen om het voorlezen van het verhaal bij te houden (Tip: met  steekwoorden, afkortingen, samenvattende woorden). Tekenen mag niet, alleen schrijven.

Als de docent klaar is met voorlezen, gaan jullie alles wat iedereen opschreef gebruiken om het verhaal zo precies mogelijk te reconstrueren (=na te bouwen). Dat doe je zo:

  • Verzamel alle teksten die de leerlingen schreven.
  • Streep alle dubbelingen weg.
  • Zet alles wat je nog van het verhaal hebt kunnen reconstrueren nu achter elkaar.

Nu zijn er vast nog wat gaten. Dat kunnen twee soorten gaten zijn: de verhaallijn (de vertelling) is niet compleet, of er ontbreken woorden. Waarschijnlijk is die verhaallijn wel zo’n beetje gelukt, maar letterlijke zinnen uit het verhaal hebben kunnen reconstrueren zal niet vaak gelukt zijn. Daarom maak je samen nog een stap:

  • Elke leerling schrijft woorden op die hij/zij zich nog kan herinneren.
  • Kijk dan welke gaten er nog in het verhaal zaten, en verdeel die onder elkaar. Iedereen krijgt de opdracht zo’n gat ‘dicht te schrijven’.
  • Is het verhaal weer compleet nu? Lijkt wat jullie geschreven hebben inmiddels weer heel erg op het verhaal dat de docent voorlas? Dan hebben jullie het goed gedaan!

Zeer waarschijnlijk lukte het zelfs met alle leerlingen samen nog niet om het hele verhaal woord voor woord te reconstrueren. Om dat te bereiken moet je een andere tactiek toepassen.

  • De docent kiest een nieuw verhaal, en leest dat weer voor.
  • Verdeel dit keer de taken onderling:
    • een leerling houdt de verhaallijn in de gaten;
    • een leerling schrijft de opvallende bijvoeglijke naamwoorden op;
    • een leerling schrijft de namen van personen op en hoe dingen in het verhaal eruit zien;
    • een leerling schrijft de acties van personages op;
    • et cetera. verzin zelf wat er nodig is. Verdeel de taken over alle leerlingen.
  • Reconstrueer samen weer het verhaal door de dubbelingen eruit te halen en alles samen te voegen. 
  • Vergelijk nu de reconstructie van verhaal 1 met die van verhaal 2. Wat zijn de verschillen? Heeft de tweede aanpak beter gewerkt dan de eerste, of andersom?
  • Is er nog een betere methode te bedenken om een voorgelezen verhaal zo compleet mogelijk te reconstrueren? Verzin hoe het nog beter kan, en probeer het uit met een derde verhaal.
Zoek een nieuwe oefening
Neem contact met ons op