147 Kritiek leveren
Veel mensen denken dat kritiek op iets hebben hetzelfde is als je mening geven. Dat is echter niet zo. Een hap van een taart nemen en zeggen: ‘deze taart is niet lekker’ is geen kritiek, maar ‘een ongezouten mening’, zoals het in mooi Nederlands heet.
Kritiek zou je een ‘gezouten mening’ kunnen noemen. Een mening waarover is nagedacht. Zouten is iets dat men bij voedsel doet (vis, augurken) om het langer te kunnen bewaren. Een mening die niet gezouten is, is vers en onbewerkt, zoals een vis die zojuist uit de zee is opgevist en op het scheepsdek ligt te spartelen.
Een gezouten mening heeft wat langer gelegen, heeft het zout (en vaak ook de azijn) in zich opgenomen waardoor de smaak intenser en dus lekkerder is geworden. Behalve het zout, is tijd ook belangrijk in dit proces om van een ongezouten mening naar kritiek te komen. Kritiek heeft tijd nodig, en dat is nu juist iets wat schrijven brengt: tijd om na te denken! In deze oefening ga je van een ongezouten mening kritiek maken door te schrijven.
Want: kritiek hebben is ongelofelijk belangrijk. Door kritisch te zijn maak je de wereld beter (omdat je wijst op wat er beter kan) en bescherm je jezelf tegen onzin (omdat je niet alles zomaar aanneemt). Kritiek hebben is nooit irritant, en moet je nooit laten, tenminste als je het goed doet. Dat leer je in deze oefening, in zes stappen.
- observeren iets wat om je heen gebeurt. Kijk alleen maar wat het is, zonder vooroordelen, zonder oordelen. En schrijf dat op.
Voorbeeld: Er is een taart gebakken door oma Betty, en niemand vindt de taart erg lekker.
- Analyseren. Probeer er achter te komen waarom wat je observeert zo gaat. Waar ligt het aan? Waar zou het aan kunnen liggen?
Voorbeeld: Oma Betty heeft zout in plaats van suiker in de taart gedaan.
- Probeer te begrijpen hoe het zo heeft kunnen komen. Wat is de reden ervan?
Voorbeeld: Oma Betty ziet niet meer zo goed, en de zout- en suikerpot die zij heeft lijken heel erg op elkaar.
Een kritisch proces kan niet zonder zelfkritiek.
- Vraag je dus af: ben ik wel de goede persoon om dit te beoordelen, en waarom? Is er iets in mij of in mijn positie in de wereld dat een goed oordeel in de weg staat?
Voorbeeld: je kunt als vegetariër geen goed oordeel over een hamburger geven want die eet je anders nooit, en bovendien vind je het hele idee van vlees eten al afschuwelijk.
- Misschien ben je niet meteen helemaal geschikt, maar kun je daar rekening mee houden in je kritiek?
Voorbeeld: Ik heb zelf niet in het leger gezeten, tóch heb ik genoeg kranten gelezen om een mening over dienstplicht te hebben en bovendien ken ik wat mensen die verplicht in dienst zijn geweest.
- Nu ga je opschrijven wat je vindt van wat je observeerde. Dit is het moment waarop je je voor het eerst uitspreekt over wat je observeerde.
- Nu komt het oordeel, de kritiek. Je neemt je mening wel mee in het oordeel, maar de kritiek neemt ook mee wat je in de eerdere stappen allemaal bedacht (dus in je analyse, interpretatie, moment van zelfkritiek). Daardoor stap je een beetje weg van je (ongezouten) mening.
Voorbeeld: ‘Ik heb er zelf helemaal niets mee omdat het ik het dom rondscheuren in autootjes vind [jouw mening], maar wat ik zag van Formule 1 in dat filmpje maakte me wel duidelijk dat het voor heel veel mensen een ongelofelijk opwindend spektakel want de tribunes zaten bomvol’.