145 Vreemde eigenschappen

Stel, er is een meisje Evi. Ze denkt dat ze niet voldoet aan wat de buitenwereld van haar verwacht. Ze voelt zich vreemd, anders dan anderen. En daar heeft ze gelijk in, want alle mensen zijn anders dan de anderen. ‘De buitenwereld’ bestaat uit een groot aantal mensen die allemaal van elkaar verschillen. Evi gaat bijvoorbeeld nooit naar feestjes, en Mark haat voetbal.

Als je goed kijkt, zie je dat de wereld om je heen wordt bewoond door mensen die allemaal op punten van elkaar verschillen. Als mensen meer weten van die verschillen, en waar ze vandaan komen, worden die verschillen minder vreemd voor ze. Ze raken vertrouwder met elkaar. Daar gaat deze oefening over: kijken naar elkaars vreemdheid en kijken waar die vandaan komt.

Je schrijft uiteindelijk een kort verhaal over Evi die misschien vreemd is, maar van wie je de vreemdheid wel hebt leren begrijpen, want als mensen meer van elkaar weten, raken ze vertrouwder met elkaar. Minder vreemd, en minder eenzaam. Hoe meer Evi weet van de achtergrond van waarom de anderen doen wat ze doen, of waarom iets is zoals het is, hoe begrijpelijker en zachter de wereld wordt.

  • Maak groepjes van 3 (of eventueel 4) leerlingen.
    – Persoon 1 vraagt aan de twee anderen: ‘welke vreemde eigenschap heb ik?’
    – Persoon 2 en 3 schrijven elk hun eigen antwoord op. Let op!: het gaat om eigenschappen die voor de anderen vreemd zijn omdat zij die zelf niet hebben. Dus niet om slechte eigenschappen!

Voorbeelden:
– Je smijt je fiets altijd op de grond.
– Je hebt iedere dag iets blauws aan.
– Je houdt niet van chocola.
– Je bijt op je lip bij het toepen.

  • Vervolgens is Persoon 2 aan de beurt om het te vragen aan Persoon 1 en 3.
  • Vervolgens is Persoon 3 aan de beurt om het te vragen aan Persoon 1 en 2.
  • Nu is iedereen aan de beurt geweest. Lees iedereen voor wat er aan vreemde eigenschappen verzonnen is. Maakt niet uit in welke volgorde, als je aan het eind maar alle vreemde eigenschappen van iedereen gehoord hebt.
  • Noteer onderweg wat de twee anderen over jou hebben bedacht.
  • Nu schrijft iedereen een uitleg voor de vreemde eigenschappen die de anderen hem of haar hebben toegekend.

Bijvoorbeeld:
– Ik smijt mijn fiets altijd op de grond omdat ik elke dag bijna te laat ben, en heb dan geen tijd om hem netjes neer te zetten.
– Ik hou van blauw en sowieso zitten spijkerbroeken het lekkerst.
– Ik vind chocola plakkerig en duf.
– Bijten op mijn lippen doe ik al mijn hele leven. Het doet niemand kwaad dus ik ga het nooit veranderen. Ik doe dat denk ik omdat ik zenuwachtig ben.

  • Lees vervolgens alle uitleggen aan elkaar voor. Ken je elkaar nu beter?
  • Schrijf  nu een verhaal van ongeveer een half  A4tje over Evi.
  • Evi heeft minstens drie vreemde eigenschappen. Beschrijf die eigenschappen eerst helder, en beschrijf vervolgens – ergens verderop in het verhaal – hoe ze aan deze eigenschappen komt, waarom ze zijn wat ze zijn.Tip: het werkt goed als Evi ook iets ontdekt over anderen.
    Tip: het verhaal mag ook dialoog bevatten. 
Zoek een nieuwe oefening
Neem contact met ons op